Franz Liszt werd op 22 oktober 1811 geboren in Raiding, tegenwoordig gelegen in het oosten van Oostenrijk, destijds onder de naam Doborján in het westen van Hongarije. Vader Adam Liszt ontdekte het grote muzikale talent van zijn zoon toen deze zes was. Op zijn elfde ging Franzi in Wenen in de leer bij Carl Czerny en Antonio Salieri. Op 1 december 1822, nog tijdens zijn studietijd, maakte hij zijn Weense debuut. De Allgemeine Musikalische Zeitung sprak van ‘de kleine Hercules’ die wel uit de hemel leek gevallen.
Vanuit Wenen begint Franz’ eerste tournee (München, Augsburg, Stuttgart, Straatsburg), die eindigt in Parijs, waar het wonderkind in twee maanden tijd niet minder dan achtendertig concerten geeft. Succesvolle optredens in Engeland volgen, en ook zonder televisie of internet weet Europa binnen de kortste keren dat een groot pianist is opgestaan.
In 1827 overlijdt Adam Liszt. Franz besluit als pianoleraar de kost te verdienen, zodat hij ook zijn moeder kan onderhouden. Hij overweegt priester te worden en zich uit het openbare leven terug te trekken, maar de Juli-Revolutie van 1830 betekent ook voor Franz een keerpunt: hij maakt zijn rentree in het volle leven. In de Parijse salons verkeert hij met kunstenaars als Heinrich Heine, Victor Hugo, Hector Berlioz en Frédéric Chopin. Zeker zo belangrijk voor zijn ontwikkeling is een optreden van Niccolò Paganini: hij wil net als de beroemde violist zijn instrument volledig beheersen om zo door te kunnen dringen tot de kern van de muziek.
In 1833 leert Liszt de gehuwde gravin Marie d’Agoult kennen, twee jaar later neemt hij met haar de wijk naar Zwitserland, later Italië. In 1835 wordt hun eerste kind geboren: dochter Blandine. In 1837 komt dochter Cosima ter wereld, in 1839 zoon Daniel. Eind 1839 begint Liszts Glanzzeit: tot september 1847 maakt hij de ene Europese tournee na de andere. De muziekwereld raakt in de ban van de pianist die, aldus Heine, een ware Lisztomania ontketent. Tijdens een van die tournees doet hij ook Nederland aan. Op 9 december 1842 geeft hij in de schouwburg op het Vredenburg zijn eerste en enige concert in Utrecht.
In 1844 eindigt zijn vanaf het begin problematische relatie met Marie d’Agoult. In 1847 ontmoet hij in Kiev prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein, die Franz ervan overtuigt dat hij moet stoppen met zijn uitputtende tournees. Beiden vestigen zich in Weimar, waar Franz Kapellmeister wordt. Muziek van vele tijdgenoten beleeft onder zijn leiding haar eerste uitvoering – Weimar wordt een centrum van de muzikale avant-garde. Tegenwerking is aan de orde van de dag en na een schandaal rond de première van Peter Cornelius’ opera ‘De Barbier van Bagdad’ treedt Liszt terug.
Liszt en Carolyne zu Sayn-Wittgenstein vestigen zich in Rome, elk in een eigen woning. Ze hopen op 22 oktober 1861, Franz’ vijftigste verjaardag, te trouwen, maar het Vaticaan steekt daar een stokje voor. In 1865 ontvangt Liszt de lagere wijdingen en mag zich voortaan abbé noemen. Hij verdeelt zijn tijd tussen Rome, Boedapest en Weimar. In Weimar geeft hij masterclasses aan jonge pianisten die vanuit de hele wereld aanreizen, in Boedapest krijgt hij de leiding over een nieuw conservatorium, in Rome componeert hij vrijwel uitsluitend religieuze of religieus-geïnspireerde muziek.
In 1881 komt hij in zijn woning in Weimar ten val – het begin van het einde. Zijn gezondheid wordt steeds slechter, maar hij blijft reizen, componeren en lesgeven. Op 31 juli 1886 overlijdt Franz Liszt in Bayreuth, bijna vijfenzeventig jaar oud. Hij laat de wereld meer dan 1400 composities na.
Mathieu Heinrichs
Ter gelegenheid van de 200ste verjaardag van Franz Liszt heeft het Liszt Concours een korte animatie laten maken over het leven van de componist.